Arbeid, Inkomen en Pensioen

29 maart 2014

Nog drie boodschappen met betrekking tot het ouderenbeleid van de PvdA in de verkiezingscampagne maart 2014

Arbeid

Mensen moeten langer doorwerken, maar als men op latere leeftijd werkloos wordt, dan is er nauwelijks werk te vinden. De “latere leeftijd” begint op dit moment al rond de 45 jaar; een nieuw fenomeen van deze crisis, die nu al jaren duurt en waaraan maar geen einde lijkt te komen. De werkloosheid neemt nog steeds toe en is onder jongeren nijpend, maar onderen ouderen met een factor 4 hoger dan onder jongeren. Er moeten kansen geschapen worden op werk voor iedereen, maar zeker voor ouderen. Het helpt daarbij niet om akkoord te gaan met het liberale standpunt dat iedereen maar voor zichzelf moet zorgen. Wel zal de zelfredzaamheid van jongeren en ouderen door gerichte maatregelen gestimuleerd moeten worden. Hierbij kan ook gedacht worden aan het opdoen van werkervaring. Echter, zoals dat op dit moment in Amsterdam vorm wordt gegeven, is het een regelrechte belediging voor de betrokkenen. Niet het optuigen van Potemkin dorpen, maar maatregelen die werkelijk van nut zijn voor het betreden, of opnieuw betreden, van de arbeidsmarkt, moeten genomen worden. Naast de officiële werkloosheidcijfers, die de werkelijkheid zeer verhullen, is sprake van een niet geregistreerde, ernstige vorm van verborgen werkloosheid. Hoewel ZZP-ers in naam zelfstandigen zijn en daarom niet meetellen in de statistieken, zou het bijzonder dom zijn de ogen te sluiten voor deze tikkende tijdbom. Hetzelfde geldt voor de nuggers. Het beleid van de PvdA zal gericht moeten zijn op het scheppen van echte kansen voor jong en oud en niet op het “bezighouden” van groepen mensen. Verder moet de PvdA zo snel mogelijk beleid formuleren dat gericht is op de bestrijding van de verborgen werkloosheid.

 Inkomen

Het gemiddelde reële inkomen van de Nederlander is tussen 2008 en 2013 met 6% gedaald. Tegelijkertijd zijn de vaste lasten met gemiddeld 12% gestegen. Dat betekent concreet een inkomensachteruitgang van gemiddeld 18%. Dit jaar komt aan de daling van het reele inkomen een eind. De meeste inkomens stijgen iets, maar de inkomens van bijna alle ouderen dalen echter ook in 2014 door allerlei maatregelen. Waar de tweedeling in werkenden tot € 50.000 en ouderen voor nodig is, blijft voor ons een raadsel. Het wordt tijd dat de nadruk wordt gelegd op de verdeling van de inwoners van Nederland in hen die weinig, genoeg of veel inkomen hebben. Tot nu zijn maatregelen bijna uitsluitend gericht op werkenden en daar horen de gepensioneerden niet meer bij. Die hebben hun steentje eerder bijgedragen. Het inkomens- en fiscale beleid van de PvdA hoort derhalve gericht te zijn op allereerst verdere nivellering en daarnaast een eerlijker verdeling van de lasten over de verschillende groepen inkomens en vermogens.

 Pensioenen

Een pensioenvoorziening hoort een afdoende, financiële voorziening te zijn voor de periode die men op latere leeftijd niet meer werkend kan doorbrengen, of voor de nabestaanden bij voortijdig overlijden. Het Nederlandse pensioenstelsel hoort nog steeds tot de betere in de wereld, maar het voortdurend hosanna roepen over het systeem, leidt af van de werkelijkheid die maar al te vaak individueel niet voldoet. Helaas leidt ook het in december gesloten pensioenakkoord niet tot een verbetering van de pensioenen, integendeel. De fiscaal aftrekbare pensioenopbouw wordt drastisch verminderd waardoor de generaties na ons nauwelijks nog kunnen beschikken over voldoende middelen voor de oude dag. Volgens de regering kunnen de pensioenpremies omlaag maar dat zal een utopie blijken, ook volgens de Raad van State. Wel dreigt men DNB instrumenten te geven om die verlaging af te dwingen. Dat wordt dan een vreemde situatie want DNB is de toezichthouder die ervoor moet zorgen dat de solvabiliteit van de pensioenfondsen op peil gebracht wordt en blijft. Tegelijkertijd wil de regering de toezichthouder de mogelijkheid geven om de pensioenpremies dwingend te verlagen. Dat is een nog niet eerder vertoonde constructie. Zijdelings moet opgemerkt worden dat het de politiek is die zichzelf behoorlijk in de vingers snijdt, door het blijvend, dwingend handhaven van de absurd lage rekenrente als de maatstaf voor de berekening van de dekkingsgraad.

Voorlopig moet vastgesteld worden dat het in december 2013 tussen 5 partijen overeengekomen pensioenakkoord voornamelijk leidt tot het bijspijkeren van de staatskas en niet tot een verbetering van de pensioenopbouw. Het beleid van de PvdA dient erop gericht te zijn om een werkelijk gezonde pensioenopbouw te garanderen.

 Tot slot willen wij opmerken dat de PvdA, sinds de deelname aan de huidige regering, geen eigen verhaal heeft richting kiezer. Op dit moment heeft de regering een VVD gezicht en een VVD verhaal, waarbij de PvdA, als zij al een verhaal heeft, als niet interessant en zeker niet geloofwaardig overkomt. Er gebeuren dingen waarvan onze (potentiële) kiezers zich vertwijfeld afvragen hoe we ermee kunnen instemmen en wat dit te maken heeft met de uitgangspunten van de PvdA.

Fred Plantinga

 

6 juni 2013

KORTINGEN VOOR OUDEREN MOETEN BLIJVEN BESTAAN.

Onlangs konden we in Trouw een authentiek staaltje van 65-plussers treiteren lezen. De topeconomen Baarsma en Prast stelden voor om de subsidies op de (toegangs)prijzen voor maatschappelijke en culturele voorzieningen voor die categorie burgers af te schaffen.
Het is een bekend verschijnsel dat economen oplossingen aandragen voor niet bestaande problemen. Echter, voor de echte problemen weten ze geen oplossingen te bieden. Kortom, de economische wetenschap lijkt op een pseudowetenschap. Pasklare oplossingen voor bestaande problemen zijn er niet, al was het alleen maar omdat men het in economenland zelden over iets eens is.
Waarom moeten alleen kortingen voor 65-plussers worden afgeschaft? Beide wetenschappers geven zelf het antwoord: “Rijkere ouderen profiteren er het meest van”. Het is echter al decennia lang een bekend en onderzocht verschijnsel dat rijkeren van alle leeftijdscategorieën meer profiteren van subsidies dan het armere deel van de bevolking. Dat komt enerzijds door verschillen in interesses en anderzijds door het hebben van andere financiële prioriteiten.
Een goed voorbeeld van subsidie voor alle leeftijden is de museumjaarkaart. Andere voorbeelden zijn simpelweg de prijzen die men betaalt voor een kaartje voor de schouwburg, het theater, de opera enzovoort. Allemaal fors gesubsidieerd voor alle leeftijden, evenals het openbaar vervoer. Het bedrag dat betaald wordt voor een rit, is slechts een fractie van de werkelijke kosten. Al deze voorbeelden leveren ontegenzeggelijk forse “verliezen” op, maar is dat een reden om de subsidies af te schaffen? Het zou ertoe leiden dat men de werkelijke kostprijs gaat betalen. Dat leidt onherroepelijk tot een gigantische uitval van de vraag, omdat de prijzen niet meer op te brengen zijn. Alleen de zeer welgestelden zouden het zich nog kunnen veroorloven.
De aangedragen oplossing voor het aangekaarte probleem is al even onbeholpen als de constatering dat er een probleem zou zijn. De subsidieverstrekking afhankelijk maken van het inkomen, hoe sympathiek ook, leidt tot een gigantische bureaucratie die op het bordje van de gemeenten terecht zal komen. Iedereen zal proberen om het inkomen zo laag mogelijk op te geven en dat leidt weer tot een controleapparaat dat alleen maar de neiging zal hebben om uit te breiden. Dan zijn er ook nog eens meer dan 400 gemeenten en dat zou kunnen betekenen dat er evenzoveel regelingen ontstaan. Kortom, waar aan de ene kant de subsidies bespaard worden, wordt aan de andere kant het geld uitgegeven aan een op te tuigen controleapparaat analoog aan de toeslagenbende.
Het zou pas van gezond opportunisme getuigen wanneer beide economen zich hadden uitgesproken voor het gratis ter beschikking stellen aan iedereen van alle culturele en sociale voorzieningen die nu nog (zwaar) gesubsidieerd worden. Dat zou betekenen dat iedereen die dat wil gebruik kan maken van het aanbod zonder financiële belemmeringen te ondervinden. Maar ja, daar zal Friedman wel weer bij gehaald worden met zijn: “There is no such thing as a free lunch”, wat het dan weer onmogelijk maakt.
Fred Plantinga