De nieuwe ‘Raad van Ouderen’ moet helpen de focus te verleggen
Minister De Jonge van Volksgezondheid, welzijn en sport heeft op 11 oktober 2018 een Raad van Ouderen ingesteld, die hem van advies moet dienen. Het eerste verzoek van de minister betrof het voornemen om een campagne te voeren voor de ‘herwaardering van ouderen’. Een voornemen dat op zich al waardering verdient.
De minister vroeg de Raad van Ouderen:
“Hoe geven we zo goed mogelijk invulling aan de ‘campagne herwaardering van ouderen’? In het Regeerakkoord is opgenomen dat er een ‘campagne herwaardering van ouderen’ komt. Hoe zorgen we ervoor dat niet alleen de kwetsbaarheid van ouderen wordt gezien? Ouderen passen op hun kleinkinderen, doen vrijwilligerswerk, zetten zich in voor de samenleving. Hoe zorgen we ervoor dat die kant ook wordt gezien? En hoe zorgen we ervoor dat ouderen (en hun omgeving) zich voorbereiden op het ouder worden?”
Advies
De Raad van Ouderen gaf de minister een zestal aandachtspunten mee voor het opzetten van de campagne en bood meteen 10 meer algemene aandachtspunten voor het beleid aan.
Kanttekeningen bij het advies
Nieuw zijn deze aandachtspunten niet. Zij zijn al eerder naar voren gebracht door onder meer de organisaties waar de leden van de raad uit afkomstig zijn. Sommige aandachtspunten zijn meer beschrijvend, bij andere wordt al min of meer invulling gegeven aan de kant waarop het – naar het oordeel van de leden van de raad – naar toe zou moeten gaan. Een invulling die zeker voor discussie vatbaar is.
De raad bestaat uit ouderen, waarbij de vraag gesteld kan worden in hoeverre zij spreken vanuit het gezichtspunt van bijvoorbeeld de 700.000 ouderen (aandachtspunt 3 in het document), die veel aandacht vragen. Geen woord over de eisen die aan de samenleving en in het bijzonder de overheid mogen worden gesteld om voor hen voor een waardige oude dag te zorgen.
Opvallend is ook het ontbreken van een verwijzing naar de discussie over het pensioenstelsel en de achterblijvende indexering van de pensioenuitkeringen van de meeste pensioenfondsen. Deze langslepende kwestie draagt ook bij aan het gevoel van ouderen, dat zij wel veel vrijwilligerswerk mogen doen, maar niet serieus genomen worden als het om pensioenaangelegenheden gaat.
Een ander voorbeeld: wanneer het gaat over de achterblijvende digitale vaardigheden van veel ouderen, wordt gepleit voor grotere inzet om die vaardigheden aan te leren. Prachtig. Maar er zal altijd een groep ouderen zijn die hoe dan ook niet (meer) vaardig (kunnen) zijn in de digitale wereld. Ook daarover zwijgt de raad, terwijl van verschillende zijden, waaronder de Nationale Ombudsman, wordt bepleit, dat de communicatie met deze groep ook altijd schriftelijk of telefonisch plaats moet kunnen vinden.
Conclusie
Onze conclusie is dan ook dat wezenlijke aandachtspunten ontbreken in het document, dat op 31 januari 2019 door de Raad van Ouderen is uitgebracht.