PENSIOEN SADISME
De hete pensioen-herfst 2013 begon met een artikel in de Volkskrant van Yvonne Hofs (44) dat de ouderen eens moesten ophouden met klagen, omdat de jongeren veel meer te lijden en te vrezen hebben. Dat lokte duizenden brieven van ouderen uit die blij waren dat ze nu eindelijk begrepen waarom hun pensioen niet meer wordt aangepast aan de inflatie of zelfs (in 2 miljoen gevallen) werd gekort. De tweede fase kwam in de Eerste Kamer op 8 oktober die weigerde 3 miljard te bezuinigen op de belastingvrijdom van de pensioenpremiebetalingen. Maar het hoofdpunt blijft toch het sadistisch beleid van de regering die de pensioenfondsen dwingt een belachelijk lage rekenrente te hanteren.
Laat ik met het belangrijkste beginnen. De financiele positie van pensioenfondsen hangt af van hun bezit (kapitaal) en de verplichtingen. Maar hoe moet men die verplichtingen (voorgenomen pensioenuitkeringen over tientallen jaren) berekenen? Xander den Uyl, die lang voor de AbvaKabo in het bestuur van het ABP zat, legde dat altijd als volgt uit. Stel dat ik over een jaar 100 euro aan iemand moet betalen, maar ik kan het geld ergens voor 2% wegzetten, dan hoef ik nu maar (ruim) 98 euro te storten. Kan ik 4% rente krijgen, dan is (ruim)96 euro genoeg, etc. Dus hoe hoger de rekenrente des te gemakkelijker kan ik aan mijn verplichtingen voldoen. Dus met een rekenrente kunnen de fondsen hun verplichtingen “kapitaliseren” dwz. terugrekenen naar een bedrag nu. Vervolgens wordt de dekkingsgraad bepaald, het kapitaal gedeeld door die gekapitaliseerde verplichtingen.
Nu rekenden de fondsen meestal met 4%, en in feite maakten ze vaak een wat hoger rendement zodat “tegenslagen” zoals de toenemde levensduur (dus uitkeringsperioden) met die meevallers konden worden opgevangen. In het begin van deze eeuw vond “men” echter dat een feitelijke marktrente moest worden gekozen. Dat werd bv niet de hypotheekrenten over 10-30 jaar (vergelijkbaar met de vooral lange termijn beleggingen van de fondsen) maar de interbancaire rente die banken elkaar berekenen voor korte perioden om hun kas-schommelingen af te dekken. Die rente stond al jaren op ca 4%, dus de fondsen dachten daarmee aardig weg te komen. Tot de crisis en het goedkoop-geld-beleid van de centrale bank. De interbancaire rente stortte in tot 2-3%, de pensioenverplichtingen vlogen op papier omhoog, en de fondsen leken te weinig kapitaal te hebben.
Het PvdAcongres van begin 2008 wist de oplossing: kies een redelijker rekenrendement. Moties uit Friesland en Utrecht met die strekking werden ruim aangenomen. Pas anderhalf jaar later, in november 2009, steunde de fractie met een Kamermeerderheid een motie van SP met die bedoeling. Maar minister Kamp weigerde die motie uit te voeren, en de Kamer kwam niet erop terug. Op het congres van begin 2012 in Den Bosch noemde ik Kamp daarom een politiek sadist: als de gepensioneerden moeten lijden, is het makkelijker om ook andere groepen aan te pakken. In de ledenraad van april 2012 noemde Kamerlid Jeroen Dijsselbloem (die ook namens het PB mocht spreken) dat 4% rekenrente veel te riskant zou zijn (maar niemand mocht hem vragen waarom dan wel). Intussen maken de fondsen weer rendementen van ca 6%, maar toch mogen ze de inflatie niet compenseren, of moeten zelfs korten op de uitkeringen (en gelijkelijk op de rechten van de deelnemers die nog niet met pensioen zijn).
Het ging echt fout in de zomer van 2012. Kamp kwam met een belachelijk schijncompromis, en de betrokken Kamercommissie stemde ermee in, incl PvdA. Het gaat om de zgn. Ultimate Forward Rate, die gewoon begint als die actuele interbancaire rente, maar tussen jaar 20 en 40 in de toekomst langzaam naar 4% stijgt. Het effect op de dekkingsgraad (die verhouding tussen kapitaal en verplichtingen) is niet meer dan ca 4 punten, dus bv van 1,00 naar 1,04. Het effect van 1% hogere rekenrente is echter ca 15 punten, dus bv van 1,00 naar 1,15.
Bij de formatie van Rutte 2 hebben de pensioenen kennelijk geen rol gespeeld. Ook de pensioenfondsen legden zich neer bij de politieke vasthoudendheid aan die belachelijke interbancaire rente voor de korte termijn als matstaf voor hun rendement op lange termijn. Ze pleitten alleen nog voor langere overgangstermijnen. Maar de ABvaKAbo hield vol, en eind 2012 kwam de Stichting van de Arbeid met een pleidooi voor een redelijker rekenrendement. Waarom bleven de politici doof?
De beste verklaring is misschien de volgende anecdote. Partijgenote Corrie van Brenk (voorzitter van AbvaKabo) kwam begin 2013 Diederik Samsom tegen, op het Binnenhof zullen we maar zeggen. Ze vroeg of de coalitie nog steeds unanieme adviezen van werkgevers en vakbonden wilde overnemen. “Natuurlijk, graag”, antwoordde Samsom. Maar wat doen jullie dan met dat advies over het rekendement? Samsom betrok, en mompelde: “Dan krijgen we al die jongeren weer over ons heen””.
De positie van de jongeren
Veel jongeren zijn bang dat de pensioenfondsen hun beloften niet kunnen waarmaken (en inderdaad de suggestie van indexaties volgens de inflatie blijkt niet zeker). Maar zo erg als voorman Sieuwert van Lienden van de dertigerslobby G-zoveel beweert, is het ook weer niet. “”Äls ik vandaag mijn pensioenpremie betaal, wordt die morgen aan een grijsaard uitgekeerd!”. Dat zei hij op een Volkskrant-debat in de Rode Hoed in mei 2012 (en de journalist-voorzitter liet het passeren). In feite neemt het kapitaal van bijna alle fondsen nog steeds toe, tot samen meer dan 1.000 miljard euro.
Maar jongeren hebben wel degelijk iets te klagen (een goede opsomming is te vinden in De PensioenMythe van Martin Pikaart, medio 2011). Dit zijn de belangrijkste punten:
A> Begin jaren Negentig zaten de fondsen zo goed in hun slappe was dat veel werkgevers (vooral de Rijksoverheid) miljarden hebben uitgenomen (of een paar jaar geen premies hebben afgedragen). Ook de deelnemers konden vaak genieten van premie-vacanties. Pikaart merkt op dat de rechten van de deelnemers nooit geleden hebben van deze diefstal, resp cadeautjes.
B> Dat gebeurde ook niet na de zgn. internetcrisis van 2002. De fondsen besloten toen geleidelijk over te gaan van pensioen volgens eindloon naar middenloon.
Meestal gebeurde dit in 2005. Wie voordien met pensioen ging, kreeg dat op basis van het laatste loon. Wie pas in 2005 pensioenpremie ging betalen, krijgt later pensioen op basis van het gemiddelde loonniveau. En wie ruwweg in 1985 begon, half op basis van eindloon, half op het gemiddelde.
Hierdoor wordt overigens maar een kleine groep getroffen. Slechts 10% van de loonslaven maakt nog carriere na hun 38e jaar. En misschien is het ook wel een aardig teken van solidariteit dat niet langer 90% van de werkenden meebetaalt aan de top van het pensioen van die 10% carrieremakers.
C> Feitelijk is de premie van jongeren veel meer waard dan die van ouderen, omdat het fonds veel meer tijd heeft om rendement te maken met dat geld.
Pikaart suggereert dat de premies van jongeren dus omlaag kunnen, en van ouderen omhoog. De fondsen vinden dat kennelijk te ingewikkeld (want hoeveel lager en hoger?). Bovendien middelt dit effect zich keurig uit voor wie tot het pensioen premie betaalt. Alleen wie zo rond zijn of haar 40e loondienst verwisselt voor zelfstandig bestaan, zou mogen klagen (maar doodlopen op de pensioenreglementen).
D> de verlengde levensduur: Recent is de verwachte levensduur in Nederland weer met ca 2 jaar verlengd, dus de uitkeringsperiode met zeker 10% verlengd.
Daartoe zijn de premies doorgaans verhoogd, maar wie al pensioen geniet, krijgt de langere uitkering uit het rendement van de fondsen. Zo ook betalen jongeren soms nog mee aan VUT-uitkeringen die allengs worden afgeschaft.
E> De regering Rutte 2 wil de belastingvrijdom voor individuele pensioenpremies met ca 20% verlagen (van 2,25% naar 1,85% van het relevante inkomen). Daardoor zouden de fondsen hun premies kunnen verlagen, meer geld in het handje, maar een forse aanslag op de financiele positie van de fondsen. Zoals bekend heeft de Eerste Kamer op 8 oktober 2013 dit wetsontwerp teruggestuurd. Voorlopig onzeker blijft dus het beoogde voordeel voor het Rijk van ca 3 miljard ‘(op ca 15 miljard die deze belastingvrijdom kost, dus vergelijkbaar met de belastinguitgaven voor de aftrek hypotheekrente). Overigens zijn de pensioenpremies van de werkgevers geheel aftrekbaar voor de belasting (ze komen immers in mindering op de winst, en dus op de winstbelasting)
Jongeren zijn dus zeker achtergesteld bij wie nu al pensioen geniet. Maar zou iemand eens kunnen uitrekenen of dat per saldo meer is dan de ruim 10% die de huidge gepensioneerden als indexatie hebben gemist sinds 2008 tengevolge van het sadistisch rekenrente-beleid van de regering? (Overigens zijn de pensioenrechten van jongeren ook niet aangepast, maar dat kan in nabije toekomst wel weer gebeuren).
In ieder geval is de situatie niet zo dramatisch als mw Hofs zonder argument in haar Volkskrant-artikel stelt, dat tegen de tijd dat de huidige jongeren met pensioen gaan, hun fonds failliet zou kunnen blijken. Zoiets zou men immers jaren tevoren zien aankomen, zodat maatregelen als kortingen en premieverhogingen mogelijk zijn. Speculatie met derivaten ed. lijken in de pensioenwereld niet zo waarschijnlijk. Inmiddels zijn de lacunes in het artikel van mw Hofs duidelijk aangewezen in uitgebreide tegenstukken van Martin van Rooijen van Federatie van Gepensioneerdenclubs en prof. Herman van Praag. De duizenden juichende reacties van ouderen dat ze het zoveel beter hebben dan hun kinderen, moeten we dan maar beschouwen als zelfkwellers (masochisten).
Solidariteit binnen de generaties (sociale klassen)
Het PvdAverkiezingsprogram 2012 bevat nog een opmerkelijke passage. De laatste zin van 3.2 Een Gelukkige Oude Dag luidt:
Er komt een nieuw toetsingskader voor pensioenen waarin de solidariteit tussen generaties (jong & oud), maar ook binnen de generaties (hoog- & laagopgeleid) centraal staat.
De jong & oud-solidariteit heeft de fractie kennelijk gebracht tot het afknijp-scenario van de interbancaire rekenrente, maar waar is daarvoor het toetsingskader?
Belangwekkender is nog de solidariteit binnen de generaties. Daarbij wordt kennelijk gedoeld op het grote verschil in levensduur tussen lagere en hogere sociale klassen.
Ik heb de cijfers niet bij de hand, maar mannen met lage opleiding en beloning leven gemiddeld niet veel langer dan 70, hun vrouwen halen gemiddeld de 80 niet, terwijl bij de hogeropgeleiden de mannen gauw 80 worden (en de vrouwen 85). Na lang gepieker bedacht ik de volgende solidariteit:
Pensioenen tot 10.000/jaar worden 20% verhoogd, snel aflopend naar 0% bij 15.000, en pensioenen vanaf 25.000 worden snel oplopend met 20% gekort (vanaf 30.000).
Misschien is dat landelijk in evenwicht, maar per fonds zal dat fors verschillen.
Wie heeft een betere suggestie? Of zou de fractie al iets hebben bedacht?
WOUTER KONING De Bilt 17 oktober 2013