Door op 16 maart 2014

Waarom moeten alleen kortingen voor 65-plussers worden afgeschaft?

Onlangs stond in het Noord-Hollands Dagblad een artikel waarin gepleit werd voor het afschaffen van de subsidies op de (toegangs)prijzen voor maatschappelijke en culturele voorzieningen voor 65 plussers. Het is niet voor het eerst dat in de pers een daarover gepubliceerd wordt. Vorig jaar konden we in Trouw hetzelfde lezen. Toen waren te de (top)economen Baarsma en Prast die hetzelfde voorstelden. Een fraai staaltje van 65 plussers treiteren. Het is een bekend verschijnsel dat economen oplossingen aandragen voor niet bestaande problemen, terwijl ze voor de echte problemen geen oplossingen weten te vinden.

Waarom moeten alleen kortingen voor 65-plussers worden afgeschaft? Het antwoord op die vraag luidt dan: “Rijkere ouderen profiteren er het meest van”. Dat zal wel, maar het is al decennialang een bekend en onderzocht verschijnsel dat rijkeren van alle leeftijdscategorieën meer profiteren van subsidies dan het armere deel. Dat komt door verschillen in interesses en het hebben van andere financiële prioriteiten. Tot nu toe geen reden om subsidies af te schaffen.

Een goed voorbeeld van subsidie voor alle leeftijden is de museumjaarkaart. Andere voorbeelden zijn de prijzen die men betaalt voor het theater, het concertgebouw, de opera en het openbaar vervoer. Allemaal fors gesubsidieerd voor alle leeftijden. De toegangsprijzen zijn slechts een fractie van de werkelijke kosten. Al deze voorbeelden leveren ontegenzeggelijk forse “verliezen” op, maar is dat een reden om de subsidies af te schaffen? Het zou ertoe leiden dat men de werkelijke kostprijs gaat betalen. Dat leidt onherroepelijk tot een gigantische uitval van de vraag, omdat de prijzen niet meer op te brengen zijn. Alleen de zeer welgestelden zouden het zich nog kunnen veroorloven.

De aangedragen oplossing voor het “probleem” is al even onbeholpen als de constatering dat er een probleem is. Men stelt namelijk voor om de subsidieverstrekking afhankelijk te maken van het inkomen. Dat zal leiden tot het optuigen van een gigantische bureaucratie die wel eens meer zou kunnen kosten dan de beoogde besparing. Kortom, waar aan de ene kant de subsidies bespaard worden, wordt aan de andere kant het geld uitgegeven aan een op te tuigen controleapparaat analoog aan de toeslagenbende.

Het zou pas van gezond verstand getuigen wanneer men zich had uitgesproken voor het gratis ter beschikking stellen aan iedereen van alle culturele en sociale voorzieningen die nu nog (zwaar) gesubsidieerd worden. Dat zou betekenen dat iedereen die dat wil gebruik kan maken van het aanbod zonder financiële belemmeringen te ondervinden. Maar ja, daar zal Friedman wel weer bij gehaald worden met zijn: “There is no such thing as a free lunch”, wat het dan weer onmogelijk maakt.